Vijf vragen over ‘haat zaaien’ en de vrijheid van meningsuiting

Bron: nieuwsbrief De Rechtspraak 4.9.2014

Vandaag vergadert de Tweede Kamer over de ophef die is ontstaan rond diverse uitingen van islamitisch extremisme. In dit debat botsen verschillende grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en het verbod op discriminatie. Waar houdt de vrijheid van meningsuiting eigenlijk op? Wanneer is er sprake van ‘haatzaaien’? Wat is de rol van de rechter? Vijf vragen en antwoorden. 
 
Wat zegt de wet over de vrijheid van meningsuiting?
De vrijheid van meningsuiting is de vrijheid van burgers hun overtuigingen te uiten, zonder controle vooraf door de staat. Het is een belangrijk grondrecht in elke democratie. Daarom maakt de vrijheid van meningsuiting prominent deel uit van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Nederlandse Grondwet. In artikel 7 van de Grondwet ligt de nadruk op het ontbreken van censuur en het geven van je mening op papier, radio en tv zonder toestemming vooraf. De vrijheid van …..    meningsuiting kent wel een aantal grenzen. Als een persoon of organisatie die grenzen overschrijdt, kan de rechter beslissen dat zijn vrijheid moet worden ingeperkt.
 
Wat zijn de beperkingen van de vrijheid van meningsuiting?
Er zijn grenzen die de wet stelt aan de vrijheid van meningsuiting. Het EVRM formuleert op Europees niveau diverse beperkingen voor burgers en organisaties. Openbare uitingen mogen niet de nationale of openbare veiligheid bedreigen. Ook mogen de gezondheid of de goede zeden niet in het gedrang komen. Het beschermen van iemands goede naam of het voorkomen van strafbare feiten kan eveneens een reden zijn om een rechtszaak te starten. Een andere bekende beperking is dat openbare uitingen niet beledigend of discriminerend mogen zijn. Een op dit moment veelbesproken variant op discriminatie in Nederland is het zogeheten haatzaaien. Uitingen gedaan in het openbaar die bewust haat zaaien tegen bepaalde mensen of groepen in de samenleving zijn strafbaar.
 
Wanneer is haat zaaien strafbaar?
Je bent strafbaar als je in het openbaar bewust aanzet tot haat. Dat kan op tv, maar ook in de klas of een sportkantine. Het openbare aspect is cruciaal: als iemand thuis een haatspeech houdt op zijn verjaardagsfeest is dat niet strafbaar. Haatzaaien staat beschreven in Artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht. Het aanzetten tot haat tegen mensen gebeurt volgens dat artikel vanwege hun ras, geloof of levensovertuiging, geslacht, seksuele gerichtheid of handicap. De sancties in Nederland: een geldboete tot 7800 euro of een celstraf van maximaal één jaar. Niet elke openbare belediging van een specifieke groep is strafbaar. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt dat ook uitingen ’that shock, offend or disturb’ bestaansrecht hebben.
 
Wat is de rol van de rechter?
Het is de rechter die per geval beslist over de begrenzing van de vrijheid van meningsuiting. Als aangifte is gedaan bij de politie en het Openbaar Ministerie vervolgt, weegt de Rechtspraak als onafhankelijke instantie de verschillende vrijheden en belangen tegen elkaar af. De rechter kijkt – zoals altijd – naar de unieke omstandigheden in de specifieke zaak die hij behandelt. Omdat er geen vaste hiërarchie van mensenrechten is, kan die afweging per zaak anders zijn. De ene keer zal de rechter de vrijheid van meningsuiting van een politicus of een cartoonist de doorslag laten geven. De andere keer zal het verbod op discriminatie of haatzaaien zwaarder wegen.
 
Hoe oordeelde de rechter over haat zaaien in bekende zaken?

De huidige maatschappelijke discussie gaat vooral over omstreden uitingen van extreme moslims. In bekende rechtszaken uit het verleden moest de rechter juist een afweging maken over uitlatingen waarin moslims het mikpunt waren. In 2011 sprak de rechtbank in Amsterdam PVV-politicus Geert Wilders vrij van diverse aanklachten, waaronder haatzaaien. Wilders had onder meer de Islam ‘fascistisch’ genoemd en de Koran een ‘islamitisch Mein Kampf’. De rechtbank achtte bepaalde uitspraken ‘grof en denigrerend’, en op het randje van het toelaatbare, maar niet strafbaar. In het oordeel speelde ook een rol dat Wilders zijn uitspraken deed als politicus in het maatschappelijk debat. In de rechtszaak tegen Front National-politicus Jean-Marie Le Pen in 2010 maakt de Franse rechter een andere afweging: de wet was overtreden en er was sprake van haatzaaien. Aanleiding waren uitspraken tegen moslims in de Franse media door Le Pen. “De dag dat we in Frankrijk geen 5, maar 25 miljoen moslims hebben, zullen zij het zijn die het bevel voeren over ons”, zei Le Pen onder meer. Het Franse Hof veroordeelde de politicus tot een boete van 10.000 euro. De veroordeling voor haatzaaien werd bekrachtigd door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Volgens het Europese Hof gaf Le Pen voeding aan gevoelens van haat richting moslims.
http://www.rechtspraak.nl/Actualiteiten/Nieuws/Pages/Vijf-vragen-over-haatzaaien-en-vrijheid-van-meningsuiting.aspx

Posted by SweDutch