I
Er zijn veel fundamentalisten
Moslimfundamentalisten in Europa? Dat is een kleine minderheid, denk je al snel. Opgeschoten jongens met baarden en jurken, grommende waakhonden van een verwrongen versie van het geloof; kijk uit dat ze je niet aanvliegen.
Maar zo zit het niet, vertelt Ruud Koopmans vanuit het Berlijnse Centrum voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek, waar hij de eenheid Migratie, integratie en transnationalisme leidt. Onlangs publiceerde Koopmans de uitkomsten van een groot, vergelijkend onderzoek onder 9.000 moslims van Turkse en Marokkaanse komaf en autochtonen in zes westerse landen: Zweden, Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland en Nederland.
En wat blijkt: liefst 44 procent van de moslims voldoet aan de definitie van ‘fundamentalist’. In Nederland is het 45 procent, in Duitsland 30, en in Frankrijk 52 procent. Onder de christenen, ter vergelijking, vond Koopmans maar 5 procent fundamentalisten.
Wacht, niet te snel. In de volksmond is een fundamentalist al snel hetzelfde als een radicale moslim, een jihadist – die haatbaarden van zo net.
Maar dat is een misverstand. Een fundamentalist is, in de sociologische definities, iemand die het geloof terugvoert tot de fundamenten, de wortels van de leer. Er is maar één uitleg mogelijk van de Koran of de Bijbel, zegt zo iemand in de enquêtes. En: ik vind de regels van mijn geloof belangrijker dan de wetten van mijn land. ‘Je kunt’, zegt Koopmans, ‘prima fundamentalistisch zijn zonder dat dat gepaard gaat met vijandigheid of geweld naar andere groepen.’
Toch is de fundamentalist wel een tandje heftiger dan de ‘gewone’ orthodoxe gelovige, legt hij uit. ‘Een orthodoxe moslim is iemand die zich strikt aan bijvoorbeeld de regels van het vasten houdt, en die de vijf geloofsplichten nauwgezet nakomt. Dat is niet per se hetzelfde als iemand die zegt: er is maar één manier van geloven. Je kunt orthodox zijn, en toch accepteren dat er mensen zijn die er andere islamitische geloofsopvattingen op nahouden.’
Nu goed, een moslimfundamentalist valt nog mee, kun je misschien volhouden.
II
fundamentalisten zijn erg intolerant
Als je vasthoudt aan één uitleg van je godsdienst, heeft dat een vervelende consequentie: iemand die iets anders gelooft, zit er kennelijk naast. Fundamentalisten staan dan ook uitgesproken vijandig tegen mensen van buiten de eigen groep.
Dat blijkt uit de cijfers. Van alle fundamentalistische moslims is 70 procent intolerant: ze stemmen in met de stellingen ‘ik wil geen homoseksuelen als vrienden’ en ‘joden zijn niet te vertrouwen’, en denken dat het Westen eropuit is de islam te vernietigen. Het zijn percentages die onder fundamentalistische
christenen lager liggen: eenderde kan geen homo’s als vrienden verdragen, iets meer dan de helft denkt dat de islam het Westen wil vernietigen.
En omdat er zoveel moslims fundamentalistisch zijn, vertaalt zich dat naar aanzienlijke aantallen. Neem Nederland: van alle moslims zal 47 procent geen homovriendschap aangaan, acht keer zo veel als het geval is bij christenen. In totaal staat 22 procent vijandig tegenover zowel homo’s, joden als het Westen – bij christenen is 0,7 procent in die mate xenofoob.
Gezellige boel. Fundamentalistische, vijanddenkende moslims zijn in West-Europa dus ‘geen marginaal fenomeen’, zegt Koopmans. ‘Dat is voor het bepalen van wat je gaat doen tegen radicalisering enorm belangrijk. Het maakt uit of je te maken hebt met een geïsoleerde minderheid van een paar honderd jongeren, of met een meningenklimaat dat veel dieper is geworteld in de moslimgemeenschap.’
Tijdens de algemene beschouwingen bleek Geert Wilders de cijfers van Koopmans niet te hebben begrepen. Driekwart van de moslims wil de sharia invoeren, verkondigde de PVV-voorman toen: een verdraaiing van Koopmans’ onderzoeksuitkomst dat 70 procent van de moslims religieuze regels belangrijker vindt dan de wetten van een land.
‘Maar de sharia is heel wat anders. Het is echt niet zo dat 70 procent voor het afhakken van handen is’, zegt Koopmans. ‘Als je ernaar zou vragen, zou de steun voor de sharia in Saoedische vorm veel lager liggen.’
Wat er wél aan de hand is, is overigens ernstig genoeg, vindt hij: ‘Neem de vrijheid van meningsuiting: dat is een democratische wetsregel. Deze moslims zullen bijvoorbeeld vinden dat het afbeelden van de profeet verboden moet worden. Kijk, dat is wel precies waar de spanningen liggen.’
III
Fundamentalisten
maken geweld geaccepteerd
Nou én, zegt u misschien. Laat ze lekker fundamentalistisch zijn. Die bekrompen Staphorsters van de islam. In Nederland liepen de autochtone vrouwen een halve eeuw geleden ook nog rond met rare traditionele kapjes op het hoofd: dat gaat wel weer over.
Maar Koopmans ziet dat anders. ‘Die fundamentalistische moslims zullen zelf dan geen geweld gebruiken; de vraag is hoe ze staan ten opzichte van anderen die dat wél doen. Je hebt hier te maken met wat ook wel een sympathisantenumfeld heet. Een organisatie zoals de links-extremistische Rote Armee Fraktion (in het Duitsland van de jaren zeventig en tachtig) kon alleen maar effectief zijn doordat er mensen waren die in de publieke opinie hun doelstellingen verdedigden. Dat gaf de terroristen het gevoel dat ze spraken namens een grotere groep; dat ze een belang vertegenwoordigden. Hetzelfde zag je in de jaren negentig in Duitsland, bij het geweld tegen asielzoekers in Rostock en Hoyerswerda. Ook daar zag je: een kleine, marginale minderheid kon gedijen, omdat er veel mensen waren die aan de borreltafel dat soort geweld goedpraatten.’
Zo zit het ook nu, vindt hij. ‘Er is onder moslims brede, stilzwijgende steun voor doelen zoals het aanvallen van cartoonisten die worden gezien als beledigers van de profeet. De leiders van moslimorganisaties zijn wel van goede wil, maar ze waren na de aanslagen in Parijs bijvoorbeeld niet in staat hun achterban massaal op de been te brengen. Omdat veel moslims toch van mening zijn dat de slachtoffers het een beetje verdiend hadden door de profeet af te beelden.
Je mag dat niet onderschatten. De voedingsbodem bevindt zich in het midden van de samenleving.’
Koopmans verwijst naar een studie van de Amsterdamse sociologen Ineke Roex, Sjef van Stiphout en Jean Tillie uit 2010. Van 800 bevraagde Nederlandse moslims bleek toen 11 procent het ‘in bepaalde situaties’ acceptabel te vinden om de islam met geweld te verdedigen. ‘Dat is niet heel weinig’, zegt hij. ‘Er zijn een miljoen moslims in Nederland. Dus dit betekent dat er gewoon 100 duizend moslims rondlopen die zeggen: ik ben onder bepaalde omstandigheden bereid persoonlijk geweld te gebruiken voor mijn geloof.’
IV
Het is vaak moslims
tegen moslims
Met zulke cijfers zou je haast vergeten dat de meerderheid géén fundamentalist is. Een meerderheid, die loopt van moslims die misschien wel een hoofddoekje dragen maar een lightversie van de islam aanhangen, tot en met de volledig verwesterde hipster, ondernemer of student, die nauwelijks meer iets met het geloof heeft. Van de Turkse moslims bijvoorbeeld is eenvijfde niet praktiserend en volgt nog eenvijfde alleen de voedselvoorschriften, bleek in 2012 uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Vooral onder Turkse alevieten is het fundamentalisme laag, blijkt ook uit Koopmans’ cijfers.
Maar dat is het nou net: die botsende werelden.
‘Ik denk dat het probleem waarmee we wereldwijd worden geconfronteerd, niet is: de radicale islam versus het Westen’, zegt Koopmans. ‘Kijk maar waar de meeste doden vallen. Dit is in de allereerste plaats een burgeroorlog binnen de islam. Een strijd tussen gematigde, verwesterde vormen van de islam en een traditionele, fundamentalistische uitleg.’
Denk aan Ahmed Merabet, de moslimagent die werd gedood bij de aanslag op Charlie Hebdo. Of aan Jeanette Bougrab, de partner van Charlie Hebdo-hoofdredacteur Charb: een atheïstische ex-moslim.
Of denk aan Ayaan Hirsi Ali en Salman Rushdie, zegt Koopmans. ‘Wat vertegenwoordigt Salman Rushdie anders dan dit conflict? Rushdie heeft nooit gezegd dat hij geen moslim was, maar hij heeft met De duivelsverzen precies dat punt in literaire vorm willen maken: dat de Koran een product van zijn tijd is. Of neem burgemeester Aboutaleb van Rotterdam, ook een moslim. We weten dat Aboutaleb in het verleden ook bedreigingen heeft gehad. Aan dat soort dingen zie je dat er wel degelijk conflicten binnen de moslimgemeenschap zijn.’
V
Theedrinken helpt maar een beetje
Dat wordt theedrinken, zou je zeggen. Saaie oplossingen werken vaak toch het best.
Ook uit Koopmans’ cijfers blijkt dat het fundamentalisme afzwakt naarmate moslims meer gaan verdienen en hoger opgeleid raken. Van moslims met alleen lagere school vindt 84 procent dat er maar één ware leer is; bij de hoogst opgeleide moslims is dat nog maar 36 procent.
Aan de andere kant: dat is nog altijd 36 procent, iets meer dan een op de drie universitair of hbo-opgeleide moslims. Zelfs onder de laagst opgeleide christenen vind je minder fundamentalisten (25 procent).
‘Er valt heus wel wat te winnen met betere scholing’, zegt Koopmans. ‘Maar het is kortzichtig om te denken dat je daarmee alles oplost. Het is niet zomaar een kwestie van: we brengen de moslims op hetzelfde opleidingsniveau en zorgen ervoor dat ze een baan krijgen. Want ook onder die moslims is er veel fundamentalisme en xenofobie.’
Dat druist in tegen het linkse gevoel, weet hij. ‘Het is een sociaal-democratische reflex om alles wat er mis is in de samenleving te wijten aan sociaal-economische achterstand. Maar in dit geval is die analyse niet adequaat. Begrijp me goed: uitsluiting en discriminatie bestaan, ze zijn alleen niet of nauwelijks van belang om radicalisering te verklaren. We zien dat de verschillen tussen religieuze groepen veel groter zijn dan de verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden binnen die groepen. Daaruit volgt dat de grondslag van dit probleem wel degelijk met de religieuze achtergrond te maken heeft. Dat dit gewoon een probleem binnen de moslimgemeenschap is.’
Zelf ziet de socioloog maar één uitweg: modernisering van de islam. ‘Dus niet het afschaffen of verbieden van de islam, zoals Wilders wil, maar wel een ingrijpende hervorming. Er zouden meer imams en leiders van moslimorganisaties moeten opstaan die durven te zeggen dat niet alles wat in de Koran staat letterlijk moet worden genomen – dat wat in het jaar 700 goed was niet een op een naar vandaag kan worden vertaald. Dat het erom gaat de geest van de Koran, en niet de letter, naar het heden te vertalen.’
Voor het Westen betekent het ‘eindelijk eens doen wat men altijd met de mond belijdt: niet alle moslims over één kam scheren’, vindt hij. ‘Erken dat er een significante groep fundamentalistische moslims is. Houd op met de riedel dat radicalisering niets met de islam te maken heeft, en dat alle schuld ligt bij de westerse landen die moslims uitsluiten en discrimineren. Je moet als overheid bereid zijn de groep liberale moslims specifiek en gericht te steunen, en daarnaast een streng en hard beleid voeren ten opzichte van radicaal-religieuze geloofsuitingen. Dan geef je ook ruggesteun aan moslims die proberen te vechten voor een liberalere, meer open en minder fundamentalistische geloofsopvatting
De islam moet zich leren tot het Westen te verhouden, denkt Koopmans. Al is dat ‘zeker geen proces van een korte adem’. ‘Zolang de gematigde islam niet opstaat, een geweldloze vuist maakt en zich manifesteert als tegenwicht tegen de radicalen, is het dweilen met de kraan open en hebben de radicalen vrij spel.’
Wie is ook alweer Ruud Koopmans?
De multiculturele samenleving is in Nederland mislukt. We hebben de migranten een eigen omroep en eigen instellingen gegeven, en ze zo in een aparte ‘zuil’ gestopt, met segregatie en ‘goedbedoelde Apartheid’ als uitkomst.
Met die analyse, verwoord in het essay Zachte heelmeesters, maakte het publiek in 2002 kennis met Ruud Koopmans (1961). In 2003 werd hij gehoord in het parlementair onderzoek integratiebeleid.
Koopmans, socioloog, werkte sinds 1994 in Duitsland, was in 2003-2007 hoogleraar aan de VU in Amsterdam, en vertrok daarna weer naar Berlijn. Daar is hij hoogleraar sociologie en migratie-onderzoek bij de Humboldt Universiteit.
Koopmans, socioloog, werkte sinds 1994 in Duitsland, was in 2003-2007 hoogleraar aan de VU in Amsterdam, en vertrok daarna weer naar Berlijn. Daar is hij hoogleraar sociologie en migratieonderzoek bij de Humboldt Universiteit.