Bron: Binnenlands Bestuur 27.8.2011
Uit loyaliteit of angst houdt menig ambtenaar zijn privémening voor zich. Maar de vrijheid van meningsuiting laat veel meer toe dan ambtenaren – en hun bazen – denken.
In haar afstudeerscriptie Geen betere censuur dan zelfcensuur, op basis waarvan de Leidse Fatou van den Hoff vandaag haar bul ontvangt, gaat zij na waar voor ambtenaren grenzen liggen als ze in het openbaar hun privé-mening willen geven. ‘In eerste instantie wilde ik me concentreren op het internet. Maar bij gebrek aan uitspraken op dat gebied ben ik uitgekomen op de oude media, zoals kranten en tijdschriften.’
Ambtenaren klappen zelden uit de school. In het verleden waren het vooral topambtenaren van ministeries die hun onvrede met het beleid naar buiten brachten. Of het waren klokkenluiders, die een interne zaak aan de kaak stelden. Onlangs spuiden militairen in Kunduz via e-mails hun gal over de logistieke haperingen bij de politiemissie in Aghanistan. Minister Hillen van Defensie veroordeelde dit.
In het onderzoek komt Van den Hoff tot de conclusie dat ‘ambtenaren en overheidsdiensten de wettelijke grenzen aan de vrijheid
van meningsuiting niet kennen. Daardoor wordt er door ambtenaren minder gebruik gemaakt van dit grondrecht. En, zegt de onderzoekster, leggen overheidsdiensten aan hun ambtenaren in sommige gevallen verdergaande beperkingen op, dan wettelijk waarschijnlijk toelaatbaar is.
van meningsuiting niet kennen. Daardoor wordt er door ambtenaren minder gebruik gemaakt van dit grondrecht. En, zegt de onderzoekster, leggen overheidsdiensten aan hun ambtenaren in sommige gevallen verdergaande beperkingen op, dan wettelijk waarschijnlijk toelaatbaar is.
Waar komt die stellige bewering vandaan? Van den Hoff heeft geen veldwerk mogen doen. Misschien komt er na haar afstuderen een enquête onder ambtenaren. Van den Hoff: ‘Als je ziet hoe verdacht weinig zaken er aanhangig zijn gemaakt, dan kun je tot geen andere conclusie komen. In 20 jaar en met een miljoen ambtenaren in 2011 zijn er door de Adviescommissie drie zaken behandeld en een handjevol door de Centrale Raad van Beroep.’
Bescherming
Ambtenaren en leidinggevenden bij de overheid realiseren zich niet dat artikel 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens een enorme bescherming biedt. Ook voor de ambtenaar. Bij de grondwetswijziging in 1983 heeft de regering vastgesteld dat de grondrechten onverkort gelden voor ambtenaren. In artikel 125a Ambtenarenwet is de vrijheid van meningsuiting vastgelegd.
Uit de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) blijkt dat de Raad vanuit die wetgeving voornamelijk controleert of de ambtenaar door zijn uitspraken zijn eigen functioneren of dat van de dienst schaadt. Met andere woorden: zichzelf onmogelijk maakt of de dienst onnodig in diskrediet brengt.
Van den Hoff: ‘Vaak wordt gedacht dat het gaat om “loyaliteit”.’ Maar van dat begrip lijkt de Raad zo ver mogelijk weg te blijven. Centraal staat die functioneringsnorm: ‘kan iemand normaal blijven doorwerken nadat hij zijn mening heeft gegeven en kan de dienst normaal blijven functioneren?’
Ook als een ambtenaar radicale, of verwerpelijke, ideeën heeft, is dat geen reden om de meningsuiting te beperken, stelt de CRvB. ‘Het opleggen van een algeheel en onbeperkt spreekverbod op het uiten van een persoonlijke mening, is zelfs niet toegestaan. Er lijken subtielere instrumenten in het spel te zijn. Overplaatsing naar een andere functie, is er zo één’, denkt Van den Hoff.
Zij verwacht dat nieuwe media als Twitter en Facebook, gaan zorgen voor een geheel nieuw fenomeen: ‘De huidige ambtenaren trekken zich verder terug in hun schulp. Zij zijn kopschuw geworden door de uitgebreide negatieve aandacht die een handjevol zaken krijgt. Een nieuwe generatie ambtenaren zoekt de grenzen van de vrijheid van meningsuiting op internet onbewust op.
‘De eerste zaak heeft zich al aangediend. Een ambtenaar mag zich op zijn privé-twitter niet meer persoonlijk uitlaten. Maar deze instructie gaat te ver. Zoals blijkt uit jurisprudentie van de CRvB.’ Van den Hoff ziet deze instructie graag getoetst door de Raad. Want, zegt zij, doordat steeds meer gebruikers van de sociale media zich zonder schuilnaam op het net begeven en het gegeven dat een nieuwe generatie ambtenaren opgroeit met sociale media, kun je er zeker van zijn dat er meer dergelijke zaken komen.