Bron: nieuwsbrief Follow the Money 21.8.2015 Jan-Hein Strop
Welke curator een faillissement afhandelt, beslist de rechtbank. De selectiecriteria zijn weinig transparant, niet-bindend en de toepassing ervan is oncontroleerbaar. ‘Dit is geen open, competitief systeem.’
Een select groepje curatoren hit af en toe de jackpot. Het overkwam deze maand Jeroen Princen, curator in het faillissement van Imtech. Het afwikkelen van dat grote concern gaat voor hem en zijn kantoor een reusachtige hoeveelheid werk opleveren. Hoe is hij gekozen? Wat maakt hem tot de meest geschikte curator voor deze klus?
Hij zal misschien zeggen: omdat ik een geweldige reputatie heb voor het afwikkelen van complexe faillissementen. En dat zal ongetwijfeld zo zijn. Maar de benoeming van Princen en andere curatoren onttrekt zich aan controle en toetsbaarheid. De insolventieteams van de rechtbanken hebben een carte blanche om benoemingen te doen, en hoeven daarover geen verantwoording af te leggen.
Wie komt op de niet-openbare curatorenlijst?
Hoe werkt dat? De rechtbank stelt een ‘curatorenlijst’ …
vast, die niet-openbaar is en verdeelt het werk over die lijst. Het is zodoende niet mogelijk objectief vast te stellen welke curatoren in een regio actief zijn. Er zijn bovendien geen procedures of heldere richtlijnen die bepalen wie toegang krijgt tot de lijst. Hetzelfde geldt voor de benoemingen zelf: de rechter-commissaris die toezicht houdt op de afwikkeling, grabbelt in de ton en tovert er een naam uit. De beleidsvrijheid op dit punt is nagenoeg ongelimiteerd.
Dit blijkt uit de rechtspraak die is gevormd naar aanleiding van het schrappen van curatoren van de lijst. Die waren daar vanzelfsprekend niet blij mee. Zij hadden immers geïnvesteerd in kennis en opleiding van medewerkers, maar plotseling waren ze out of business. In een aantal gevallen spanden de curatoren daarom een procedure aan tegen de Staat, waarin ze schadevergoeding en/of terugplaatsing op de lijst eisen.
Twijfel over competentie
An sich lijkt het redelijk dat een zo belangrijke publieke taak als de afwikkeling van faillissementen wordt verricht door advocaten die daar bedreven in zijn. Als er bij de rechtbank op goede gronden twijfel ontstaat over iemands competentie, dan is het wenselijk dat de curator in kwestie ander advocatenwerk gaat doen.
Maar zoals gezegd: zowel de lijst als de benoeming is met schimmigheid omgeven. Illustratief (en maatgevend) is een uitspraak van het Gerechtshof in Den Haag, waaruit blijkt dat de Rechtbank Breda in 2011 besloot om de curatorenlijst zo ongeveer te halveren. Idee was dat gehandhaafde ‘beroepscuratoren’ meer faillissementen krijgen ter verhoging van de kwaliteit. Twee curatoren met ruime ervaring vielen af, omdat ze volgens het nieuwe beleid een te klein deel van hun werkzaamheden van de laatste tijd, hadden besteed aan faillissementen.
Daartegen kwam het duo in geweer. De beslissing om ze te schrappen van de lijst was volgens appellanten onzorgvuldig en slecht gemotiveerd. Maar het Hof had daar geen moeite mee: de rechtbank hoefde haar beslissing niet te motiveren. Dat beide advocaten voldeden aan de criteria om op de lijst te staan, mocht ook niet baten, nu aan de rechtbank ‘grote beleidsvrijheid’ toekomt.
Willekeur
De beslissing tot schrappen is alleen terug te draaien als er sprake is van willekeur of het niet-nakomen van concrete toezeggingen. Vraag is vervolgens hoe je willekeur kan aantonen als een rechter-commissaris niet verplicht is zijn beslissing te motiveren.
Vlak na de uitspraak van het Hof kwam het overlegorgaan van rechter-commissarissen (Recofa) in 2013 met ‘uitgangspunten bij de benoeming van curatoren en bewindvoerders in faillissementen en surseances van betaling‘, kennelijk omdat er een leemte was. Maar in het voorwoord geeft Recofa al aan dat niet om dwingende voorschriften en bindend beleid gaat. Bij benoemingen en bij plaatsing en/of schrapping van de curatorenlijst streven de rechtbanken weliswaar naar naar ‘objectieve criteria’, maar er wordt meteen aan toegevoegd dat ook ‘intersubjectieve beoordelingen’ een rol kunnen spelen.
‘Deze criteria zijn zo verstrekkend en zo ruim geformuleerd,’ schrijft curator Rinke Dulack in een noot bij de uitspraak, ‘dat zij de rechtbank te allen tijde ruimte bieden om iedere curator, ongeacht zijn reputatie, van de lijst te schrappen. Het arrest van het hof maakt duidelijk dat de rechtbank een dergelijke beslissing niet van te voren behoeft aan te kondigen en achteraf ook niet behoeft te motiveren. Dat maakt duidelijk dat ondanks deze objectief ogende richtlijnen de rechtbank feitelijk een vrijbrief heeft om te doen wat zij wil.’
Consequentie hiervan is dat er hoge drempels zijn om curator te worden, vindt advocaat Georg van Daal, insolventiespecialist met tot tien jaar geleden een ruime ervaring als curator. ‘Toetreding tot de markt van bekwame curatoren is zo goed als onmogelijk. Geen rechtbank zal je – ongeacht je kwaliteit – op de lijst zetten, als je niet bij een insolventiekantoor werkt. Maar die heeft geen prikkel je aan te nemen, want dan wordt de spoeling dunner. Dit is geen open, competitief systeem waar de beste altijd komt bovendrijven.’
Dat dit systeem – waarin een markt binnen een arrondissement van een rechtbank ondoorzichtig verdeeld wordt – gevoelig is voor vriendjespolitiek, noemt Van Daal een ‘open deur’. Kritiek uit de hoek van curatoren is er nauwelijks. ‘Je zou maar een rechtbank voor het hoofd stoten.’
[Update 16:00 uur] De Raad voor de Rechtspraak laat in een reactie weten: ‘De curatorenlijst is niet-openbaar omdat de lijst onderdeel uitmaakt van de raadkamer. Dat is een besloten procedure.’ De woordvoerder kan niet uitleggen welk belang geheimhouding dient.
http://www.ftm.nl/exclusive/de-schimmige-benoeming-van-curatoren/