Bron: nieuwsbrief ZIPconomy 6.3.2019
De Belastingdienst rapporteert uitvoerig over hun bevindingen bij controles Wet DBA. Maar de fundamentele vraag wie in deze discussie nu eigenlijk de goeden en de kwaden zijn blijft onbeantwoord. Terwijl de arbeidsmarkt daar wel met smart op wacht, zo stelt Jasper Commandeur (Brainnet).
In een brief aan de Tweede Kamer staat dat de Belastingdienst een onderzoek naar schijnzelfstandigheid bij 104 opdrachtgevers heeft afgerond. Bij 12 opdrachtgevers heeft de Belastingdienst daarbij de stelling ingenomen dat de onjuiste werkwijze direct al blijkt uit het gesprek ter plaatse. Bij 59 bezoeken leek – in meer of mindere mate – sprake van werken met schijnzelfstandigen. De wettelijke bepalingen werden naar de mening van de Belastingdienst correct toegepast bij slechts 45 bezoeken.
Bij het merendeel van de opdrachtgevers zijn aanwijzingen gevonden voor:
- De aanwezigheid van een gezagsverhouding;
- Een fictieve dienstbetrekking; en/of
- Feitelijk niet werken volgens de met de Belastingdienst afgestemde modelovereenkomst.
Voor het merendeel van de ingehuurde zzp’ers bij de onderzochte opdrachtgevers, vindt de Belastingdienst dat mogelijk verplicht in een dienstbetrekking moet worden gewerkt. De opdrachtgever is dan verplicht om loonheffingen in te houden op het loon. De groep bij wie daadwerkelijk is geconstateerd dat de arbeidsrelatie niet juist is gekwalificeerd, is echter minder groot. Sommige opdrachtgevers erkennen dat, in een aantal gevallen, de arbeidsrelatie wellicht als dienstbetrekking moet worden gekwalificeerd. Soms omdat zij zich gedwongen voelen om met zzp’ers te werken. Zij hebben gezegd dat deze groep niet meer in dienst wil treden. Volgens de opdrachtgevers komt dit doordat de (fiscale) voordelen van het ondernemerschap voor zzp’ers zwaarder wegen dan de zekerheden die een dienstbetrekking hen biedt. Dit geldt met name in sectoren waar toenemende krapte op de arbeidsmarkt bestaat, zoals de ICT, het onderwijs en de zorg. De resultaten van het onderzoek dienen in ieder geval als input voor de nog uit te werken toezicht- en handhavingsstrategie.
Nadat is vastgesteld dat de beoordeelde werkrelatie als een dienstbetrekking kwalificeert, gaat de Belastingdienst aanvullend onderzoek doen om eventuele kwaadwillendheid te onderbouwen. Pas als kwaadwillendheid aangetoond kan worden, kan de Belastingdienst een naheffingsaanslag loonheffingen opleggen. Eventueel met een boete. Opdrachtgevers zijn echter niet kwaadwillend als er tegengestelde rechterlijke uitspraken liggen over een concrete casus.
Beschouwing Brainnet
Uit het onderzoek bij opdrachtgevers komt naar voren dat de huidige wet- en regelgeving inzake de kwalificatie van een arbeidsrelatie als complex en tijdrovend wordt ervaren. Die bevinding roept geen verbazing op. Wat niet iedereen zich realiseert, is dat de Belastingdienst niet heeft beschreven wat ‘schijnzelfstandigheid’, ‘kwaadwillenden’ of ‘ernstige kwaadwillenden’ precies betekent, terwijl deze begrippen wel in de brief worden gebruikt. Bij gebrek aan heldere definities, kunnen de conclusies in dit onderzoek slechts gebaseerd zijn op subjectieve aannames. De handleiding loonheffingen verschaft opdrachtgevers slechts ‘indicaties’ van gezag. Van ‘kwaadwillendheid’ weten we tot dusver alleen dat je het niet bent, zolang je de Belastingdienst maar niet tegenspreekt (zie halfjaarrapportage Belastingdienst april 2018). De tegengestelde rechterlijke uitspraken, waarmee kwaadwillendheid nu ook voorkomen kan worden, zijn er inmiddels in overvloed. Dat is wél nieuw beleid: je bent dus niet kwaadwillend bij een pleitbaar standpunt (een contra-indicatie van kwaadwillendheid?).
Een zzp’er kan jarenlang ergens kernactiviteiten verrichten, zonder schijnzelfstandig te zijn. En zelfs bij pakketbezorgers valt niet met zekerheid te zeggen of zij zelfstandig zijn. Onzekerheid en de dreiging van een naheffing loonheffingen en eventuele boete, maakt dat het niet verwonderlijk is dat ‘sommige opdrachtgevers’ er voor kiezen om te erkennen dat ‘sommige arbeidsrelaties’ wellicht als dienstbetrekking moeten worden gekwalificeerd. Dat is de veilige weg. Je krijgt dan alleen een ‘voorwaartse aanwijzingen ’ of ‘suggestie’ om de feitelijke werkzaamheden van zzp’ers aan te passen.
Onbeantwoorde vraag
De fundamentele vraag –die helaas onbeantwoord blijft- is, wie in deze discussie nu eigenlijk de goeden en de kwaden zijn. De arbeidsmarkt blijft wachten op het antwoord op die vraag. In de brief wordt de suggestie gewekt dat overleg met de Belastingdienst mogelijk is, om vooraf zekerheid te verkrijgen over een arbeidsrelatie of modelovereenkomst. In de praktijk merken wij echter dat de Belastingdienst hierin uiterst terughoudend is. In tegenstelling tot het bericht van de staatssecretaris, geeft de Belastingdienst juist aan dat vooraf geen oordeel wordt gegeven over individuele situaties waarin gevraagd wordt om zekerheid. Op dit punt geeft de staatssecretaris naar onze mening niet het volledige beeld. Een nadere toelichting over de beoordelingen vooraf is wenselijk.
n de huidige handhavingsstrategie, lijkt de Belastingdienst liever achteraf schijnzelfstandigheid aannemelijk te maken. Hier is dat gebeurd door bij 61 van de 104 onderzochte opdrachtgevers een verdachtmaking neer te leggen. In verband met ‘vermoedelijk onjuist handelen’. Is dit nou een valse start van de handhaving van de wet DBA? We zullen zien. De staatssecretaris schrijft dat verdere precisering van de toezicht- en handhavingsstrategie volgt tegen de zomer van 2019. Hopelijk kan het tegen die tijd met gezag gepresenteerd worden.
Jasper Commandeur, Fiscalist
https://www.zipconomy.nl/2019/03/brief-belastingdienst-handhaving-wet-dba-laat-fundamentele-vraag-onbeantwoord/?utm_source=Adressen+ZiPconomy&utm_campaign=f7963b95d9-EMAIL_CAMPAIGN_2019_03_07_08_54&utm_medium=email&utm_term=0_cd471ab52f-f7963b95d9-195735441